de koek-en banketbakker Haantje Tjzn Wigersma (1837-1913)

Haantje Tjzn Wigersma (1837-1908)

De machinale koek-en banketbakkerij Haantje Tjzn Wigersma

Tjeerd Wigersma blijft tot zijn dood wonen op Naauw nummer 12. In de avondeditie van de Leeuwarder Courant verschijnt op de avond van 12 maart 1871 de aankondiging van zijn overlijden na een "langdurig en smartelijk lijden" en "op uitdrukkelijk verzoek van den overledene geen uiterlijke tekenen van rouw". Het laatste typeert de man. Hj werd 73 jaar. Zoon Haantje Tjz Wigersma (1837-1908) heeft de bakkerij dan al meer dan een decennium daarvoor overgenomen. De juiste vestigingsdatum is onbekend, maar uit de bevolkingsregisters en de verkooppolitiek van de oude koekbakker sinds 1855 mogen we afleiden dat dit tussen 1855 en 1860 moet zijn geweest. Haantje was inmiddels getrouwd met Elisabeth Catharina Ypes (1839-1916) een dochter van broodbakker Ype Pieters Ypes uit Leeuwarden. Het jonge stel vestigde zich na de huwelijksvoltrekking op 15 mei 1861 op het Naauw nummer 12 en trok bij de (schoon)ouders in. Samen kregen Haantje en Elisabeth 11 kinderen, waarvan er 4 als kind of jongeling stierven.Mijn grootvader Ype Wigersma, de latere banketbakker op het Naauw werd op 1 maart 1873 geboren. Hoe zag de Leeuwarder binnenstad er toen uit?

Ype's oudste broer Tjeerd ( Leeuwarden, 27-09-1865/Leeuwarden, 21-10-1885) was de oudste zoon van bakker Haantje en Elisabeth en potentieel opvolger van zijn vader in de banketbakkerij. Als schooljongen was Tjeerd echter een echte kwajongen, een Pietje Bel, die samen met zijn vriendjes, zonen van andere middenstanders uit de binnenstad behoorlijk wat kattekwaad uithaalde en wel meer dan dat. Dat weten we uit het dagboek van zijn boezemvriendje Alexander Cohen (Leeuwarden, 27-09-1864/Toulon, 1-11-1961) (zie hiernaast), zoon van de winkelier in galanterieen Aron Heiman Cohen, die rond 1860, zijn winkel had op de hoek Voorstreek/de Tuinen bij de Meelbrug (nu: Amelanderpijp). Alexander eigenlijk Jozef geheten, verhuisde toen hij 6 jaar was naar de Kelders nummer 15. Hij beschrijft in zijn dagboek niet alleen het kattekwaad, dat hij samen met Tjeerd Wigersma uithaalde maar ook de middenstanders uit de binnenstad uit die tijd. Over de winkel van zijn vader schrijft hij het volgende: het was een winkel met (cit)"tafelmessen,bretels, haken en ogen, pijpekoppen, Haarlemmerolie, schoenveters, kurketreker,lucifers, schoensmeer, inkt, vliegenpapier, stalen pennen, potloden, garens, sajet, boorlint, breinaalden, eau de cologne (Ylang-Ylang), reukzeep (rozenzeep), pepermunt."

Op de hoek van de Tuinen zat apotheek Hoogmei (waar nu de Centrale Apotheek is gevestigd) en daarnaast bakkerij Fransen (cit): "De bakkerij vond ik destijds een aardig bedrijf. De kneedmachines waren , destijds, nog niet uitgevonden, en baas Fransen en zijn knecht bewerkten het deeg, het taaie roggedeeg  ten-minst, met hun blote voeten, hun onderbroek (...) opgestroopt,(door) in den kneedtrog te dansen, naar het mij voorkwam, en zij streken nu en dan, het deeg van hun behaarde beenen, haalden het tusschen hun teenen uit, en kwakten het weer terug in de trog" (p.4). Over de Kelders op nummer 53 woonde de familie Zelle (cit):"Adam Zelle, Margreets (=MataHari) vader en eigenaar van den hoedenwinkel "In de klok" was een knap en rijzig man, met een zorgvuldig onderhouden, glanzenden zwarte baard. Ik heb hem nooit anders gezien, dan met een hoogen hoed op, en met de duimen in de armsgaten van zijn gebloemd fluwelen vest, zoo met het eene been nonchalant over het andere geslagen, stond hij, gemeenlijk tegen zijn deurpost geleund op straat te kijken(...) Adam Zelle had een felle concurrent inThomas Postma, die schuin tegenover hem woonde (...) Thomas Postma deed niet aleen prozaisch in hoeden en petten. Hij was ook dichter (...) Zijn annonces in het advertentieblaadje van Schierbeek (bijnaam: 'het flutske'), waren poemen in de trant van:"Hoeden en petten, Om op te zetten! Moet je een hoed?Loop dan met spoed Naar Over de Kelders En koop hem niet elders Dan bij T. Postma Die helpt dra!" (25)

Banketbakkerij Wigersma was in die tijd al een gemechaniseerd bedrijf. In advertenties uit 1869 wordt de bakkerij aangekondigd als "machinale koek- en banketbakkerij", dit in tegenstelling tot broodbakkerij Fransen, die het nog zonder kneedmachines moest stellen. Het tekent de middenstander Haantje Wigersma. Veel meer dan zijn vader Tjeerd was hij bezig met het sleutelen aan zijn bedrijf. Machinale productie van banketproducten ging zoveel sneller, maar was ook zoveel hygienischer.

Ook wat betreft de arbeidsomstandigheden in de bakkerij was Haantje Wigersma zijn tijd ver vooruit. Wel moet bedacht worden dat het kinderwetje van Van Houten eraan zat te komen (1874). Dit vormde de opmaat tot de arbeidstijdenwet uit 1919. Pas in dat jaar zou de arbeidsduur in de bakkerijen door een wet aan banden worden gelegd, maar in februari 1872 gaat bakker Haantje met de Friesche Vaklieden Vereneniging om tafel. In de Leeuwarder Courant van 2 februari 1872 lezen we het verslag ervan. De aanleiding vormde de schrijnende werkomstandigheden van de "bakkersgezellen". De Friesche Vaklieden Vereeniging noemde de situatie "onhoudbaar". Men nodigde de "heeren patroons" uit voor een vergadering. Slechts drie bakkers verschenen onder wie Haantje Wigersma, 35 jaar. Hij was degene die onderhandelde met het vakbondsbestuur en ook degene die tenslotte zijn mede patroons van de tenslotte aangenomen motie zou moeten overtuigen. Hij schuwde deze taak blijkbaar niet. De bakkersgezellen werkten 16-18 uur per dag zonder pauzes tegen een loon van 6 a 7 ct per uur. Op zondag ging het werk gewoon door. Uit de onderhandelingen werd het volgende resultaat behaald: zondag werd een vrije dag en de werktijd ging omlaag van 16 uur naar 12 uur per dag, ook kreeg men meer loon.Die 12 uur werd pas in 1919 verplicht gesteld!

Ondertussen sleutelde Haantje Wigersma aan de verfijning van zijn banketbakkerij. In 1886 werd dat bekroond met de gouden medaille op de Bakkerijtentoonstelling in Amsterdam. Het vormde de opmaat voor het hofleverancierschap van de bakkerij. Ook daarover valt nog wat te zeggen. In 1896 werd in Leeuwarden een strafzaak gehouden tegen een Belgische oplichter, die Leeuwarder middenstanders tegen een vergoeding het hofleverancierschap van de Belgische koning beloofde. De middenstander moest een geldbedrag inleggen en een monster van zijn produkt opsturen, daarna kreeg hij de oorkonde en het wapenschild, dat hij aan zijn winkelpui kon spijkeren. Haantje Wigersma, Stokerij (jenever) Bokma, de fotograaf IH Slaterus waren o.m de klos en verschenen op de rechtszaak. Opnieuw viel het betoog van bakker Haantje op. Hij hield een pleidooi voor de verdachte en stelde dat de jongeman geen strafblad had  en dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor oplichting voldoende zou zijn wat hem betreft, anders- zo stelde hij- was het leven van de jongeman voorgoed bedorven. Zijn medeondernemer Bokma stokerij ging daar recht tegenin. Wat de uiteindelijke uitkomst is geweest, weten we niet, in ieder geval heeft bakker Haantje besloten zijn aanklacht tegen de jongen in te trekken. Het geeft opnieuw een beeld van het sociaal-innovatieve karakter van mijn voorvader. Zijn zoon en opvolger Ype Wigersma (1873-1959) stuurde hij inmiddels 2 jaar op "stage" naar het buitenland. Onder andere verbleef Ype een tijd in Antwerpen. Onder zijn leiding zou de banketbakkerij zich verder verfijnen en niet langer koek- en banketbakkerij gaan heten, maar Ype Wigersma noemde zichzelf met franse finesse "confiseur patissier".

 

Stamboom Haantje Wigersma (1837-1908)

Haantje Wigersma, Leeuwarden, 29-05-1837/Leeuwarden, 4-06-1908, koek-en banketbakker in het Naauw trouwde te Leeuwarden op 15 mei 1861 met Elisabeth Catharina Ypes Leeuwarden, 14-01-1839/Haarlem, 15-10-1916.

Kinderen:

-Johanna, Leeuwarden, 11-10-1862 trouwde met Johan Maarten Zaadnoordijk,

-Fokje, Leeuwarden, 16-05-1864/ Leeuwarden, 21-08-1866,

-Tjeerd, Leeuwarden, 27-09-1865/ Leeuwarden, 21-10-1885,

-Fokje, Leeuwarden, 2-05-1867, particulier verpleegster in Nederlands Indie,

-Ype, Leeuwarden, 4-07-1868/Leeuwarden, 23-11-1872,

-Doetje, Leeuwarden, 6-12-1869/ Zandvoort, 14-10-1958, particulier verpleegster

-Jacoba, Leeuwarden, 31-05-1871/Naaldwijk, 28-06-1920 (gestorven in een inrichting),

-YPE Wigersma, Leeuwarden, 1-03-1873/ Leeuwarden, 1959, banketbakker in het Naauw tot 1936,

-Gabriel, Leeuwarden, 25-02-1875,

-Henri, Leeuwarden, 20-01-1877/ Leeuwarden, 8-02-1893

 

YPE Wigersma, Leeuwarden, 1-03-1873/ Leeuwarden, 13-11-1959, banketbakker in het Naauw tot 1936 trouwde op 20-05-1905 te Leeuwarden met Berber Vellinga,  Leeuwarden, 4-12-1881/ Velsen, 23 februari 1959.

Kinderen:

-Henri, Leeuwarden, 6-02-1906/Leeuwarden, 2-08-1908,

-Cornelia Elisabeth Catharina (roepnaam Corrie), Leeuwarden, 2-11-1910/Santpoort, 13 april 1987,

-Elisabeth Catharina (roepnaam Betsy). Leeuwarden, 14-01-1913/Leeuwarden, 23-01-1966 trouwde Frederik de Boer, Havelte, 23 juni 1898/Leeuwarden, 2-02-1972 hoofd Zuivelkwaliteitscontrole bureau (ZKB) Amsterdam afdeling kaascontrole, district Friesland, Groningen, Drenthe, NO polder en de kop van Overijssel. Zij kregen een dochter Frederika Elisabeth de Boer (roepnaam fre), Leeuwarden, 1-03-1952, historica RUG 1984.

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb